+31 (0)182 395460 ► ’s-Gravenbroekseweg 154 • 2811 GK • Reeuwijk

Samen werken aan kansen voor de grutto

Vrijdag 23 maart jl. gingen agrariërs, bestuurders, wetenschappers, vogelliefhebbers en particulieren met elkaar in gesprek over het voortbestaan van de grutto in het boerenland. Watersnip organiseerde deze middag in het kader van het 25-jarig jubileum, waarin de grutto centraal staat. John van Gemeren, directeur van Watersnip deponeerde de ambitieuze stelling om er voor te zorgen dat de komende jaren de gruttostand aanzienlijk groeit. Burgemeester van der Kamp van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk gaf in zijn inleiding aan dat hij graag een actieve bijdrage levert aan het verbeteren van de kansen voor weidevogels.

De problemen van de grutto
Freek Mayenburg informeerde de deelnemers vervolgens over de verontrustende resultaten van zijn weidevogelonderzoek in de regio. Freek trok de polder in en telde het aantal broedparen. Het viel hem op dat de aantallen laag waren, zo’n 0.2 jongen per broedpaar, terwijl dat minstens 0.6 zou moeten zijn voor een stabiele populatie. Grutto’s komen van hun winterverblijf en maken een verre reis naar Nederland. Ze verzamelen op plas/draslocaties. Daar eten ze hun buik rond en zoeken een partner. Vervolgens trekt het paar weg om in een weiland te gaan broeden. Als de kuikens vliegvlug zijn, keren ze terug naar de verzamelplaats om zich klaar te maken voor de reis terug.  Freek nam waar dat een groot aantal volwassen grutto’s al vroeg weer terugkeerde naar de verzamelplaatsen, zonder jongen. Een teken dat zij geen broedplek hebben kunnen vinden of dat het uitbroeden niet gelukt is. Belangrijkste problemen voor de grutto zijn het gebrek aan voedsel voor volwassenen en kuikens, droogte en goede beschutte graspollen voor nesten. Uit ervaring blijkt dat op de grotere agrarische bedrijven vaak toch het gras te vroeg gemaaid wordt, waardoor er geen nestplaatsen zijn of de nesten kapot gaan. Ook het klimaat speelt een rol; een droog voorjaar is ongunstig voor de grutto. Hij ziet dat in de reservaten de resultaten beter zijn.

Voedsel voor gruttokuikens nader onderzocht
Hanneke Wiggers, onderzoekster aan de WUR vervolgde met resultaten van een onderzoek naar voedsel voor weidevogels in het boerenland. Aanleiding voor dit onderzoek vormt de enorme landelijke terugloop in het aantal grutto’s scholekster en tureluurs. In 20 jaar tijd liepen de aantallen jaarlijks met 3 % terug. De afgelopen vier jaar ging de terugloop veel sneller, zo’n 5%. Mest, maai en waterpeilbeheer spelen daar een rol in. De opbouw van slootkanten blijkt belangrijk voor de voedselvoorziening en veiligheid van weidevogels. Om te onderzoeken hoeveel en wat voor voedsel er aanwezig is op verschillende locaties in het boerenland, deed Hanneke onderzoek op 23 boerderijen in het Veenweidegebied. Hanneke deelde een perceel op in drieën; slootkant, slootrand en midden van het perceel. Met plakvallen onderzocht ze wat voor insecten er in de verschillende delen aanwezig zijn.  Bekend is dat gruttokuikens voornamelijk leven van vliegen en muggen, vliesvleugeligen en snuitkevers. Uit het onderzoek blijkt dat deze met name voorkomen in de slootkanten. In het onderzoek werd ook gekeken naar het verschil in het aantal in insecten tussen kruidenrijk weidevogelgrasland, ongemaaide botanische rand, gemaaide botanische rand en reguliere weiderand. In de eerste twee blijkt het meeste voedsel te zitten voor de grutto’s.

Kritisch meedenken
Naar aanleiding van de presentaties waren er veel opmerkingen en suggesties.
– Vormen maïsvelden een gunstige omgeving voor grutto’s? Ze lijken het hier naar hun zin te hebben, of komt dat omdat er geen andere keus is?
– Agrariërs zien dat Grutto’s en andere weidevogels ook vaak kiezen voor een nest naast een greppel. Is dat ook een gunstige plek, wat kan men daarmee?
– Hoe kan een boer met de huidige economische druk in de randstad en relatief kleine boerderijen, toch doen aan mozaïekbeheer of veel gras laten staan?
– Wat zijn de effecten van onderwaterdrainage voor weidevogels?
– Hoe zorg je voor de ideale vegetatie (grassoorten)?
– Wat te doen met ganzen die te lang blijven hangen en alles kaalvreten?
– Hoe combineer je schapen en weidevogels? Schapen eten immers veel kaal.

Een sleutel tot succes
Sjoerd Miedema, een agrariër uit Haskerdijken in Friesland presenteerde de resultaten van zijn bedrijf Miedema Natuurlijk, waarin hij economische en ecologische doelstellingen weet te verenigen. Doelstelling was om het bedrijf te laten groeien, maar ook om duurzaam te blijven boeren. Zijn succesfactor is volgens hem het zien van kansen in plaats van bedreigingen. Goede resultaten komen voort uit het mozaïekbeheer van percelen en het gebruik van ruige mest. Door samenwerking tussen boeren in de regio, met Staatsbosbeheer en met de agrarische natuurvereniging is het mogelijk om 600 melkkoeien bij Miedema te houden, voldoende melk te produceren en het aantal weidevogels te laten groeien.  Sjoerd maakt slim gebruik van subsidies. Hij rekent alles goed door voor hij begint. Het aansturen van loonwerkers is heel belangrijk om te voorkomen dat er op de verkeerde plekken of teveel gras wordt weggemaaid of dat nesten over het hoofd worden gezien. Zijn tip aan de agrariërs hier is om gebruik te maken van het feit dat je dicht bij de markt zit. Ook benadrukt hij dat het allemaal begint bij de wil van de boer om trots te zijn op weidevogels op z’n land.

Advies
Theo Vogelzang, agrarisch econoom aan de WUR leidde vervolgens een pittige discussie met de zaal over beweiding, bemesting en maaibeheer. Voor elk onderwerp kwamen praktische oplossingen, suggesties en vragen voor vervolg onderzoek.

Beweiding
– Wat betreft beweiding blijkt dat mozaïekbeheer ideaal is. Voor agrariërs met kleinere percelen vraagt dat om het durven aangaan van samenwerkingen. Samenwerken met particuliere grondbezitters of het realiseren van kavelruil kan het makkelijker maken om mozaïekbeheer toe te passen.
– Getrapt maaibeheer is in principe ook een vorm van mozaïekbeheer, maar dan op een perceel. Dit is ook een prima alternatief voor kleinere percelen.
– Beperking van de perceeloppervlakte en economische druk blijft moeilijk voor de agrariërs. Binnenkort gaat Bleker waarschijnlijk aangekochte grond voor natuurdoeleinden weer verkopen. Het is goed als agrariërs hier alert op zijn en dat Agrarische Natuurverenigingen actief Bleker vragen om ‘geoormerkt’ de grond te verkopen. Zo kunnen er voorwaarden meegegeven worden voor beheer, waardoor de grondprijs lager is en weidevogeldoelen worden gerealiseerd. Een voorwaarde kan verder zijn dat men bij mogelijke aankoop van grond ook mee moet werken aan kavelruil.
– Er zijn ook goede ervaringen met voorbeweiding tot 1 mei (wel de aanwezige nesten beschermen). In de hergroei is het gras in andere fase, dit is ook goed voor de latere grutto’s. Deze methode werkt alleen met koeien, niet met schapen.
– Er wordt een suggestie gedaan om de pot met geld anders te gaan verdelen. Zet het geld weg in  kansrijke gebieden en bij agrariërs die echt graag willen. Het idee om overal van alles een beetje te doen is niet altijd goed voor de realisatie van doelen.

Bemesting
– Bemesting van het land met drijfmest gaat echt ten koste van weidevogels. De grasvegetatie wordt daardoor zo dicht dat kuikens er niet doorkomen en kwetsbaar zijn. Bovendien stimuleert drijfmest de groei van het gras, maar niet van het bodemleven wat voor weidevogels zo belangrijk is.
– Ruige mest verdient de voorkeur in verband met het bodemleven. Om dit te produceren kan ook samengewerkt worden met een natuurbeherende partij in de regio, zoals Staatsbosbeheer of het Landschap.
– In samenwerking met andere boeren kan één perceel met gewas t.b.v. hooi worden gebruikt. Zo kan ruige mest voor verschillende bedrijven gemaakt worden in eigen beheer.
– Ook het type stal en bepaalt de productie van ruige mest.

Maaien
– Maak een bewuste keus in het soort koeien, welk gras en voer je gebruikt.
– Contact met loonwerkers is belangrijk voor een bewust werken. Dit kan ook op een leuke informele manier, bijvoorbeeld tijdens een barbecue.
– Een ander idee is om een vogelwachter een keer mee te laten rijden op de trekker, zodat er aanwijzingen kunnen worden besproken waar nesten liggen.
– Ook bijscholing is nodig op gebied van maaien. Voor zowel agrariërs als voor loonwerkers. Maai weidevogel-effectief. Durf strepen gras te sparen.
– Met de biomassa van grof maaisel kan het land worden bemest. Mogelijk een installatie voor bouwen. Voordeel is dat dit organische stof oplevert, nadeel is de uitstoot van broeikasgassen.
– Slootkant inrichten voor natuur
– Wat is de invloed van een hoger waterpeil voor de vegetatie? Is dat gunstig of ongunstig?

Conclusie
Bestuurders en agrariërs moeten samen stappen zetten om op een reële wijze de het herstel en de toename van weidevogels te realiseren. Stel als doel 0.8 jong per broedpaar. De overheid wil graag investeren in agrariërs die zich hier voor in willen zetten. Zo kunnen onze kinderen ook weer genieten van het lente-geluid van grutto’s boven het boerenland.