Na drie jaar onderzoek aan de vegetatie en de bodemomstandigheden van de afgeplagde oevers op het proefterrein Polder Oukoop is het onderzoek afgelopen maand afgerond. In 2011 werden 26 proefvakken ingericht. Van 22 proefvakken werden de oevers afgeplagd. Het doel was te onderzoeken op welke wijze karakteristieke vegetaties van veenweidegebieden te herstellen zonder dominantie van Pitrus te veroorzaken. In de vakken zijn verschillende maatregelen genomen, te weten het opbrengen van een dunne laag (1-2cm) bagger, het opbrengen van kalk, het opbrengen van bagger + kalk. Ook zijn er vakken zonder extra maatregelen. Daarnaast is een deel van de vakken ingezaaid met Dotter-Koekoeksbloemmengsel of Italiaans raaigras. Een deel van de vakken is niet ingezaaid.
Uit de analyse van de gegevens door Watersnip Advies, Alterra (Wageningen) en B-Ware (Nijmegen) is gebleken dat het afplaggen van de oevers een positief effect heeft op de soortenrijkdom in de proefvakken. Daarnaast lijken ook de maatregelen waarbij kalk gebruikt is, het meest succesvol te zijn voor het verkrijgen van de gewenste karakteristieke vegetatie. Om pitrusdominantie te voorkomen geeft de maatregel waarbij kalk gebruikt is de meest positieve resultaten.
Het afplaggen van de oevers zorgt ervoor dat een groot deel van de voedingsstoffen in de bodem wordt weggenomen. Het verminderen van voedingsstoffen heeft ook een positief effect op de soortensamenstelling in de proefvakken.
Deze resultaten zijn zeer belangrijk voor de verdere inrichting van polder Oukoop en kunnen ook gebruikt worden bij ontwikkelingen in andere veenweidegebieden.
Het monitoringsonderzoek is uitgevoerd door: Brigit van Dam, adviseur Watersnip Advies, en John van Gemeren, directeur Watersnip Advies.